Trouw
Ton van Hulsen


Geluk moet je repeteren


Interview

14 okt 2023

Herman van Veen (78) beoefent al 61 jaar het van van entertainer. Aan stoppen denkt hij nooit. Een gesprek over wat is geweest en, wat zal zijn, maar vooral : over wat er is.
Wim Kan schreef mij vroeger: Herman , wees gelukkig. Nu. Dan heb je kans dat je dat morgen ook bent."



Dat hij in januari voor de 6ooste keer in Carré staat, ach, dat is niet meer dan een vrolijke voetnoot, zegt Herman van Veen ergens in het gesprek."Ik ben daar niuet of nauwelijks mee bezig, omdat ik bezig ben met het nu. Dat doek moet open.En de mensen die er gisteren waren zijn er morgen niet bij.” Hij ontvangt in zijn eigen Herman van Veen Arts Center op landgoed De Paitz in de bossen hij Soest. Het is niet dat hij nooit terugdenkt aan het verleden; hij weet nog precies wat hij deed tijdens bepaalde succesvolle voorstellingen. “Zoals een voetballer altijd zal onthouden op welk moment in welke wedstrijd hij de bal in de bovenhoek kegelde.”
Maar hij weet één ding zeker wat geweest is, is geweest. “Je hebt geen invloed op wat je gedaan hebt. Als er wordt teruggekeken op mijn carrière ervaar ik het,ook alsof het over iemand anders gaat, niet over mijzelf. Ik heb best een aantal onderscheidingen mogen ontvangen, en dat vond ik op dat moment heel leuk, maar ik zou bijvoorbeeld nu niet weten waar ik ze heb. Laatst hoorde ik dat er inmiddels 190 cd’s van mij zijn verschenen. Nou, daar luister ik dus nooit naar.

“Ik moet weleerlijk zeggen: ik heb de laatste tijd wat dingen van mijzelf teruggezien, omdat daar vanuit de media om werd gevraagd. En daar zaten wel fragmenten bij, "waarbij ik dacht zóóó, meneer Van Veen. Ik zag mezelf bijvborbeeld piano spelen met zo'n enorme vaart - nou, dat vond ik wel knap van m’n eigen. Dat kan ik nu niet meer. Maar daar blijft het dan wel een beetje bij."

Rare vraag misschien voor iemand met een loopbaan van 61 jaar. Maar waarom wil een mens in vredesnaam optreden?

“In mijn geval is dat niet ingewikkeld. Ik had een vader die geweldig veel van variété hield. Hij werkte als letterzetter bij drukkerij Bosch, waar Het Parool werd gedrukt. Bedrijfsverenigingen organiseerden in die tijd eind veertiger, vijftiger jaren - een jaarlijks bebedrijfsrevue.
t Mijn vader vond het verschrikkelijk leuk om die te organiseren, maar ook om te spelen in die revue.

“In aanloop naar zo’n revue ontstond er bij ons thuis een gezellig soort bedrijvigheid. De kleding die de acteurs aan moesten, maakte mijn moeder - die zelf overigens ook heel goed kon zingen. Mensen die rollen gingen spelen kwamen dan bij ons op bezoek. Het werd een soort atelier, waarin over van alles en nog wat werd gesproken. Het waren collega’s van mijn vader die dan bij ons op de bank zaten, gewone mensen, die van voetballen hielden, van handbal, van vissen. Ik ben opgegroeid - zeg maar van mijn vijfde tot mijn veertiende - in een omgeving van liefhebbers van het variété. Het ging erom mensen aan het lachen te maken, daarover te praten en het dan de volgende keer beter te willen doen. Zo is het bij mij begonnen.”

Heeft op een toneel staan ook niet iets te maken met een zoektocht naar bevestiging? Op de manier van: kijk eens wat ik kan?

“Nou, dat zal er misschien ook wel bij zitten. Iedereen zoekt naar bevestiging. Maar het is bij mij toch vooral: het laten zien van mooie dingen. Niet zozeer: kijk eens wat ik kan, maar meer: kijk eens wat mooi. En dat heb ik zowel van mijn vader als mijn moeder.

“Als dat variété-gezelschap bij ons thuis bij elkaar was, dan zei mijn moeder: ‘Ken ut-jochie nie effe wat zingen, want ut-jochie heb op school ’wat geleerd’. En ik vond dat geweldig. En als dan blijkt dat ze dat mooi vinden, ja, dan kom je uit bij de term ‘geluk’. Dan doorstroomt je een gevoel van geluk. En ik ben de rest van mijn leven op zoek naar dat geluk.”

Had u als jochie dan geen enkele gêne?

“Nee. Want ze deden het toch allemaal? Het was normaal. Én het was dus altijd reuze-gezellig.”

Dat jochie is nu 78. U zit 61 jaar in het vak. Maar toen ik onlangs bij uw voorstelling in Utrecht was, zei u na afloop dat u bloednerveus was. Na al die jaren.

“Ja, maar zo werkt het niet, joh. Ik snap wel dat je dat niet meteen begrijpt, maar het heeft met heel veel factoren te maken. In Utrecht bijvoorbeeld is er airco in de Stadsschouwburg. Voor instrumentalisten is dat een ding. De stemming van je viool bijvoorbeeld is dan heel erg lastig. Je stemt ’m vooraf. Als ik ’m dan na vijf minuten in de voorstelling moet bespelen, knijp ik ’m als een ouwe dief - want door die airco gebeurt er iets met die viool.

“Daarnaast heb je te maken met een temperatuur achter het doek, voordat de voorstelling begint. Maar dan gaat het doek open en dan komen er ineens duizend man bij - qua temperatuur. Ook dat doet iets met je instrumenten; Edith Leerkes, onze gitarist, weet daar bijvoorbeeld alles van.

“Door omstandigheden die je nooit onder controle kunt hebben, is het altijd ontzettend spannend. Sommige zaken kunnen je afleiden. Ik zeg maar wat: voorin de zaal zitten allemaal mensen die doorsnee gekleed zijn, maar dan zit daar één iemand tussen met zilveren schoenen aan. Nou, die zie jij! Dat leidt af. Je kunt dan niet meer denken: ik heb het niet gezien. Dus het blijft altijd spannend. Nu hoor ik mezelf ook weleens tegen mezelf zeggen: kom op, je hebt het weleens eerder gedaan. Maar toch helpt dat niet echt. En nu valt het bij mij nog ongelooflijk mee, hoor. Ik ken collega’s die in een emmer staan te kotsen voor ze op gaan. Ik geloof trouwens niet dat dat zenuwen zijn. Het is meer een vorm van opperste concentratie.”

Met een vrij groot aantal mensen om u heen werkt u al jaren samen. En u bent zelfs loyaal tot in de dood. Nadat uw vaste pianist Erik van der Wurff was overleden, wilde u geen nieuwe pianist. Daarom speelt u tegenwoordig zelf piano.

“Na Erik, met wie ik 52 jaar heb samengewerkt, kon ik gewoon geen andere pianist meer nemen. Dat gaat gewoon niet. Je hebt maar één leven. En niets is ooit voorbij, zolang ik er ben. Die loyaliteit naar mensen toe heb ik ook van huis uit meegekregen. Het is een besef, meer nog dan een verdienste. Het besef dat het één niet zonder het ander kan bestaan. Als je dat niet ziet, dan heb je pech.

“Als een huwelijk om een of andere reden strandt, dan is er een facet wat je niet meer samen doet. Maar al het andere gaat gewoon door. De geschiedenis is er, en die kun je met elkaar blijven delen. Dat moet je altijd koesteren, ook als je niet samen meer boodschappen gaat doen. Kijk, de branding begint niet in Katwijk, Die is ergens in het oosten van de Verenigde Staten begonnen. Wat er is geweest en hoe we zijn waar we zijn, dat kun je niet ontkennen. Ik denk dat het heel belangrijk is ornaat te beseffen en het daar met elkaar over te hebben.”

Dat mensen zo lang bij u blijven betekent waarschijnlijk ook dat u al heel vroeg goed aanvoelt met wie u wel en niet een klik hebt.

“Ja, maar daar ben ik geen uitzondering in. Als je iemand tegenkomt voel je vaak meteen of je diegene nog wat vaker wilt zien, of dat je denkt: nou, heel misschien volgende week vrijdag nog, en daarna niet meer. Waarom ga je als je een bus instapt, precies naast die ene zitten? Dat doe je op gevoel. Zo is het ook met mensen om je heen. Ik heb er inderdaad veel die al lang om me heen zijn, maar ik ben er inmiddels ook zó ontzettend veel verloren...

De afgelopen tijd nog zijn vier mensen die heel dicht bij me stonden overleden, kort na elkaar. Dat is een zwaar aspect van het ouder worden. Het is ook confronterend, omdat het met je eigen einde te maken heeft. En daar wil je niet aan denken. Ik heb helemaal geen tijd om dood te gaan. Ik vind het leven zo ongelooflijk fascinerend en mooi en uitdagend. Maar ja.”

Is er iets, na de dood?

“Dat is iets waarvan we weten dat we het niet weten. En ik vind dat we onszelf moeten richten op wat er nu is. We hebben alleen maar vandaag. Ik begin me steeds meer te realiseren dat alles te maken heeft met het fenomeen ‘tijd’. Zolang we blijven denken in: wat geweest is, wat is, en wat zal zijn, maken we het onszelf ongelooflijk moeilijk. Er is alleen wat er is.
Ik zal proberen een voorbeeld te geven. Op dit moment voeren wij dit gesprekje. Dat is wat er is,daar gaat het om. Dit gesprek gaat over het verleden, over wat was. Maar wat er zal zijn, hangt mede van dit gesprek af. Het is misschien wat ingewikkeld om te begrijpen, maar om het ‘is’ nu al te vertalen naar wat ‘zal zijn’, dat is verspilde energie. Net zo min als je zegt: hoe zou het zijn geweest als je dit of dat had gedaan. Dat is een vraag die je nooit kunt beantwoorden. Wat is, dat is. En daar gaat het om. Wat is, dat bepaalt wat er zal zijn. Wat er in de krant komt van dit gesprek dat weet ik nu niet, en dat weet jij ook niet: dat gaan we lezen.

“Begrijp je wat ik bedoel? Ik heb geen schijn van kans als ik het morgen goed wil gaan doen vanavond. Hoor je wat ik zeg? Het gaat om het nu. Ik werk veel met jonge mensen. En dan hoor ik vaak van ze dat ze iets willen ‘gaan doen’. Dat ze willen gaan’ musiceren, dat ze willen ‘gaan’ zingen. En dan zeg ik; dat moet je niet gaan doen, dat moet je gewoon doen. Nu!”

Zijn er mensen die u dat hebben voorgehouden?

“Wim Kan schreef mij vroeger: ‘Herman, wees nu gelukkig. Nu.’

Dan heb je kans dat je dat morgen ook bent, en dat je dat gisteren ook was. Zullen we geluk repeteren?”

Zegt u dat weleens tegen iemand?

“Ja, natuurlijk. Winnen, succes moet je repeteren. En dan kom je bij de definitie van geluk. Geluk is dat je je verdomd goed realiseert waar je je op dat moment bevindt, dat je besef hebt van de mensen om je heen, van de geur om je heen, de bomen om je heen, de muziek. Dat je in dat moment bént, en dat je er geen plan mee hebt. En dat moet je oefenen. Voortdurend.”

En is dat 'oefenen' de reden dat u op uw 78ste nog steeds zoveel doet?

Barbara de dochter van onze gitariste Edith Leerkes, doet organisatorische dingen bij ons. Ze zei onlangs tegen me: ‘Ik heb gedroomd dat ik moest regelen dat je twee voorstellingen op verschillende locaties tegelijkertijd zou spelen’. Hahaha. Nou, dat is wel een hele goede typering van mij, ja. En ik denk dat het me nog lukt ook, haha.”

Maar waarom blijft u zo bezig? Kan het zijn dat u nog steeds, en voortdurend, op zoek bent naar die gezelligheid die u kent van vroeger?

“Iedereen is op zoek naar ervaringen waar hij blij van wordt. Daarom ga je naar huis, naar het theater, naar je kinderen, naar het bos, het museum en naar de zee. Ik word altijd heel blij van de zee. Laat mij maar langs de zee lopen. En als iemand zegt: ‘Je moet nog acht kilometer’, dan zeg ik: nou, fijn! Ik vind de zee fenomenaal rijk, daar geniet ik van. Maar dat heb ik ook in een bos. Én in een theater. Dat hele ritueel; alle spulletjes klaarleggen, m’n viool pakken en m’n strijkstok harsen, zodat-ie stuift - allemaal kleine dingen die leiden tot momenten van mazzel, geluk.”

Als u zó gelukkig wordt van de zee, waarom gaat u dan niet wat meer langs de zee lopen in plaats van, bijvoorbeeld, steeds weer op te treden?

“Omdat het één je de moed geeft om het andere te dóén. Als ik in een museum een schilderij zie, heb je kans dat ik tegen dat schilderij zeg: Dank je wel. Omdat dat schilderij mij inspireert tot iets anders. Of dat ik heel dankbaar ben dat ik een boek gelezen heb, omdat ik daardoor weer verder kan.”

Maar nog een keer: treedt u nog steeds op omdat u op zoek bent naar die gezelligheid van vroeger?

“Wat ik heel fijn vind, is als mensen vragen: Kom je weer een keer bij ons spelen? Want dat wil ik wel, spelen. En dat doet inderdaad terugdenken aan vroeger, aan thuis. Kerstmis was bij ons altijd heel gezellig. Dan hadden we veel bezoek. Er waren mannen die sigaren rookten, mijn opa en mijn vader ook. En ik vond die sigarenrook heerlijk. Daardoor heb ik dat nu nog steeds; ik word daar helemaal rustig van. Laat ik zeggen: ik zou bijna iemand inhuren om elke avond tussen de coulissen een sigaar op te steken. Zodat ik vanuit dat thuisgevoel kan gaan spelen, en die gezelligheid voor de mensen in de zaal kan creëren.

“Gezellig. Ja, dat is een belangrijk woord hoor.”



Tom van Hulsen